Engelse benaming: Freshwater Shrimp
Latijnse benaming: Gammarus Pulex

Een vlokreeft is een soort garnaalachtig diertje dat in bijna gans Europa aangetroffen wordt in sloten, beken en rivieren. De mannetjes worden ongeveer 21 mm groot, de vrouwtjes 14 mm. Ze hebben 14 paren pootjes onder hun gesegmenteerd lichaam. Dat lichaam is zijdelings afgeplat. Er zijn vele varianten wat kleur betreft. Sommige vlokreeftjes zijn bijna transparant, anderen zijn blauwgrijs van kleur, bruin, olijfkleurig, tot zelfs licht rooskleurig. Op de foto onderaan zien wij een bruin exemplaar. Het is dus belangrijk om te weten welke kleur de vlokreeftjes hebben in het water dat je bevist. Een paar stenen optillen of tussen de waterplanten kijken is dus de boodschap! De diertjes schuwen veel licht en verblijven liefst in de nabijheid van de bodem waar ze zich met afval en andere organismen voeden. Ook grazen ze de algen van de waterplanten af en verorberen ze rode muggenlarven indien die aanwezig zijn. De kreeftjes zijn dan weer voedsel voor andere waterbewoners zoals vissen en salamanders. Ook vogels vinden dit klein en vreedzaam diertje een lekker hapje.

Vlokreefjes scharrelen dus wat rond tegen de bodem, onder rotsen en tussen de aanwezige waterplanten. Opvallend is hun onhandige manier van zwemmen. In rust is hun lichaam gekromd. Om zich te verplaatsen krommen en strekken ze hun lichaam terwijl ze op hun zij liggen. Ze zwemmen niet voorwaarts maar wel naar achter. Bijna alle bindpatronen zijn gebonden op een kromstelige haak. Maar dit is niet echt noodzakelijk. Dat kan ook op een rechtstelige haak. Vlokreeftjes zijn in de meeste waters het ganse jaar door zeer talrijk aanwezig en vormen aldus een constante voedselbron, ook in die perioden dat er voor de vissen weinig ander voedsel voorhanden is. In verband met de talrijke aanwezigheid van vlokreefjes in een rivier ga ik de volgende anekdote vertellen. Gedurende een afdaling van de Lesse met een kajak waren wij met enkele andere “afdalers”een watergevechtje aan het voeren. Dat was stroomafwaarts van de afdamming van Anseremme, in het laatste rechte stuk richting Maas. Het was er diep en het water stroomde heel rustig. Wij trachten de boot van andere bevriende kajakkers om te kiepen en dat lukte aardig. Ik zelf was ook slachtoffer en moest zwemmen want het was te diep om op de bodem te staan. Ik voelde vele waterplanten rond mijn benen en vond dat niet zo gezellig. Ik ontdeed mij van die planten en controleerde even hoe die er uit zagen. Tussen die planten wriemelde er tientallen vlokreeftjes. Ik herinner mij hun kleur niet meer maar toen besefte ik hoeveel er van die beestjes wel in de rivieren moeten rondzwemmen. Fenomenaal! In rivieren met sterke stroming gaan wij er duidelijk minder vinden omdat ze geen fan zijn van snel stromend water. Ze zijn minder goede zwemmers en vormen dan ook een gemakkelijke prooi voor de snellere waterbewoners.

In jullie vliegendoos bevinden zich nog zeker enkele imitaties van vlokreeftjes maar … hoe lang is het geleden dat je die nog aan de leaderpunt geknoopt hebt? Dat zal waarschijnlijk al een tijdje geleden zijn. Wij vliegvissers zijn steeds op zoek naar nieuwe bindpatronen. Er komen steeds nieuwe materialen op de markt en er wordt veel reclame gemaakt. De business moet draaien! Er ontstaan nieuw kleurrijke vliegen en die lijken dan plots veel beter te zijn dan onze uitstekende vliegen van vroeger. Niets is minder waar. Haal die “oudjes” maar uit je doos en ga er effectief terug mee aan de slag. Zulk allround patroontje als de vlokreeft mag je niet laten verloederen. Vis er zo spoedig mogelijk terug mee en je zal binnen de kortste keren terug geconfronteerd worden met het succes dat deze topvlieg oplevert.

Een vlokreeftje leeft twee jaren en groeit gedurende die periode uit van een klein naar een ietwat groter diertje. Dus bindt men best verschillende vlokreeftjes niet alleen in verschillende kleuren (tenzij je weet welke kleur de vlokreeftjes in jouw viswater hebben) maar ook in verschillende grootten. Bijvoorbeeld op haakmaten 10, 12, 14 en 16. Zoals reeds aangehaald kan dit op gebogen haken net als op rechtstelige. Op rivieren die druk bevist worden zijn dikwijls kleinere patroontjes in zachte, onopvallende kleuren het meest succesrijk. En dat geldt niet alleen voor de vlokreeftjes. Even een woordje over de bindpatronen. Het moet vooral niet ingewikkeld zijn. Frank Sawyer, naar wiens naam onze vliegvisclub genoemd is, ontwierp zijn “Killer Bug” teneinde de talrijke vlagzalmen die op zijn rivier aanwezig waren te decimeren. In die tijd werd de vlagzalm niet met hetzelfde respect behandeld als nu. Ze werden een beetje beschouwd als minderwaardige vissen en als concurrenten van de forel. Ze zouden wel eens het forellenbestand op zijn “chalkstream” hebben kunnen in negatieve zin beïnvloeden. De oplossing hiervoor vond hij in zijn “Killer Bug”, een nabootsing van de daar aanwezige vlokreeft. Bewonder de eenvoud van zijn ontwerp!

De Killer Bug is slechts met twee materialen gebonden: koperdraad die gelijktijdig fungeert als binddraad en als verzwaring + de ondertussen wereldberoemde “Chadwick 477”. Dit is een lichtbuine grijsachtige wol die al lang niet meer bestaat maar als “substitute” nog te bekomen is. Mede door de onderliggende koperdraad die door de wol scheen verkreeg de originele Chadwickwol 477 in natte toestand een oranjeroze kleur. Mijn “Killer Bugs” met mijn substitute wol kregen daarentegen een paarse kleur. Leden die al tientallen jaren met de vlieg vissen herinneren zich nog wel Theo Coenen, een fervent vliegvisser die op de Ourthe, in Maboge en omstreken, honderden vlagzalmen ving met zijn Killer Bug. Hij inviteerde mij eens om een dagje te vissen op zijn parcours. Daar maakte ik kennis met dit beroemd patroontje. Vlokreeftjes zijn gemakkelijk te imiteren. In zijn meest eenvoudige vorm betekent dit dat de haak verzwaard wordt met lood- of koperdraad en dat daar rond wat dubbing aangebracht wordt. Kijk maar naar de vlieg van Frank Sawyer. Meer moet dat niet zijn. En het kan nog eenvoudiger zoals ik persoonlijk ervaren heb. Ik had thuis op mijn zolder enkele bollen wol gevonden, waaronder een olijfkleurige. Op een kromme haak bracht ik loodverzwaring aan en wikkelde de wol daar rond . Met Velcro kamde ik de wolhaartjes naar onder om zo de pootjes te simuleren. Ik organiseerde een driedaagse clubuitstap naar de Möhne-rivier in Duitsland. Daar was een privé parcours van de firma Brinkhoff. Ik waadde in de uitloper van een stroomversnelling die overging in een zeer diepe poel. Het water reikte bijna aan de bovenkant van mijn waadpak zodat ik bij het werpen met mijn ellebogen het water raakte. Ik had een zware zinkende leader (de “bottom bouncer” van Roman Moser) aan mijn vliegenlijn verbonden en aan mijn leader de “breiwolvlieg”. Ik wierp zo ver mogelijk in de richting van de diepe poel. Het werpen met een bottom bouncer is helemaal geen pretje en vergt dan ook wat ervaring. Om het verhaal kort te houden … ik ving op minder dan een half uurtje tijd twee kanjers van regenbogen, elke +/- 60 cm lang en naar mijn mening elk 3 kg zwaar. Zagen die forellen een vlokreeftje in mijn vlieg? Of misschien een larve van de Hydropsyche Sedge want die heeft ongeveer dezelfde vorm en dezelfde olijfachtige kleur? Dit verhaal om maar te besluiten dat een goed vangende vlieg niet noodzakelijk moeilijk te binden is.

De meeste bindpatronen van vlokreeftjes bevatten toch meestal nog enkele supplementjes ten opzichte van mijn breiwolvlieg. Er worden dan kopsprietjes en staartsprietjes aangebracht. De body wordt gedubd met liefst doorzichtige, glazige dubbing. De dubbing zelf mag niet te fijn zijn. Wij moeten die nog met Velcro kunnen uitkammen om de pootjes te vormen. Om het geheel nog wat mooier te maken kunnen we nog een dekschild aanbrengen en die fixeren met een ribbing van koper, messing of nylondraad.

Bindpatroon

Forellen en vlagzalmen neuzen tussen waterplanten op zoek naar voedsel. Er is immers een ruime kans dat daar vlokreeftjes aanwezig zijn. Maar tussen een bussel waterplanten is het niet gemakkelijk om diertjes te vangen. Dus proberen de vissen de vlokreeftjes uit de waterplanten te verdrijven om ze dan stroomafwaarts in meer open water naar binnen te slokken. Niet zo moeilijk vermits de prooi slechte zwemmers zijn. In die omstandigheden komt het er op aan je nabootsing een beetje stroomafwaarts van de planten te presenteren, liefst op het moment dat de vis uit de planten te voorschijn komt om in open water zijn wegzwemmende maaltijd binnen te slokken. Dit alles op voorwaarde dat het water voldoende helder is, wat helaas niet steeds het geval is. Andere technieken bestaan erin vooral de bodem te bevissen.

In niet te snel stromend water werpt men schuin stroomopwaarts in en laat de vlieg afzinken. Van zodra er een stroomafwaartse bocht in de vliegenlijn verschijnt haalt men de lijn met zachte korte stripjes binnen tot ze helemaal uitgezwaaid is. Bij deze actie zorgt men ervoor de lijn niet te fel tegen te houden zodat lijn en leader zo lang en zo diep mogelijk kunnen afdrijven. Alleszins varieert de hengeltechniek volgens de stroomsnelheid. Het principe blijft steeds: probeer de vlokreeft zo lang mogelijk diep te houden.

Bij snellere stroming doet men quasi niets en probeert men de vlieg in “dead drift” te laten afdrijven. De sterkere stroming zal onze vlieg onder water zelf al voldoende beweging meegeven zodat het overbodig is om nog supplementaire stripjes of schokjes te geven. Wij gaan als volgt te werk. We presenteren de vlokreeft schuin stroomopwaarts. Onmiddellijk nadat de vliegenlijn het water geraakt heeft gaan we de lijn “menden”. Dit doet men door een stroomopwaarts gericht zwiepje met de hengeltop zodat de lijn met een stroomopwaarts gerichte bocht op het wateroppervlak belandt. Indien nodig herhalen wij dit menden gedurende de afdrift. Zonder het menden zou de stroming een stroomafwaartse bocht in de lijn veroorzaken waardoor onze vlieg sneller naar de oppervlakte en naar de eigen oever wordt gezogen. Op het einde van de drift laten we de lijn door de stroming langzaam uitzwaaien, zo langzaam mogelijk! Door supplementair te menden kunnen we de snelheid van het uitzwaaien vertragen. Ook kan men met de vrije hand wat meer vliegenlijn meegeven. Ondertussen probeert men contact te houden met zijn nimf.

Aansluitend kan men een vlokreeft met verschillende andere gekende nimftechnieken aanbieden zoals de Tsjechische techniek (“Czech-nymphing”) of de Franse techniek ( “French-nymphing).

Tekst: André Schueremans